Watermolen de Haarmühle
De Haarmühle is een watermolen in het Duitse plaatsje Alstätte, gelegen aan de Alstätter Aa (aan de Nederlandse zijde van de grens Buurserbeek genoemd) bij de grens met Nederland. De aangrenzende buurtschap van Haaksbergen heet Harmöle.
De huidige molen dateert van 1619 en is een beschermd monument. De gerestaureerde molen functioneert weer sinds de restauratie in 1988. Het is een zogenoemde onderslagmolen, waarbij het water onder het rad doorstroomt. Al voor 1619 stond op deze plek een voorganger die in een akte van 1331 werd vermeld. Ook wordt een nog eerdere vermelding uit 1188 als Haremole genoemd.
In het jaar 1188
wordt in het goederenoverzicht van de graaf Heinrich van Dalen, heer zu Diepenheim een hoeve Harmolle in Haaksbergen genoemd. Dit bezit bestond uit twee boerderijen, en wel Harmolle in Haaksbergen en de Har in Alstätte. Bewijs: de beschrijving in het kadaster van Buurse met daarin grensafspraken tussen het „Hochstift Münster“ en de provincie Overijssel van september 1969.
Hierin is onder andere sprake van een slenk, die de „thwentische en münsterrische Haermühle“ deelt.
In het jaar 1331
koopt de bisschop van Utrecht het heerschap Diepenheim. Hij had er natuurlijk belang bij de Haarmühle, die hij eveneens daardoor verkreeg, onder zijn soevereiniteit te brengen. Vandaar dat hij met de bisschop van Münster een overeenkomst sloot, waarna het westelijk deel van het landgoed (het huidige Harmölle in Buurse) het bisdom Utrecht toegedeeld werd en het oostelijk deel (het huidige hoeve Haarmühle) eigendom werd van de prins-bisschop van Münster.
Na de aankoop werd nog voor 1350 het voorhanden watermolen op de hof Möllmann in richting Alstätte afgesproken en opnieuw opgebouwd bij de Haarmühle. De molen in Buurse werd naar Haaksbergen verzet.
1350
De bisschop van Utrecht beleent voor 150 goudstukken het landgoed de Har aan de graaf Heinrich von Solms zu Ottenstein.
1408
Na de vernietiging van het kasteel Ottenstein en het verdrijven van de heren von Solms door de bisschop van Münster, Otto von Hoya, wordt het landgoed de Har, ook wel de Harink-erfenis genoemd, eigendom van de prins-bisschop.
1619
In dit jaar wordt de huidige watermolen gebouwd. Dit blijkt ook uit een inkeping in de eikenbalken boven de ingang onder het wapen van de prins-bisschop van Münster: „Anno Domini 1619 den 26. November“
1721
Clements-August von Bayern, gelijktijdig ook keurvorst van Keulen, bisschop van Münster, Paderborn, Osnabrück en Hildesheim, liet de Haarmühle grondig renoveren en zijn wapen aan de zijingang bevestigen.
Renovatum anno 1721
1776
In een notariële akte wordt als eerste pachter Heinrich Wülfering genoemd Haarmann en zijn echtgenote Maria Catharina Rölfing, die de hoeve Haarmann met de watermolen in erfpacht krijgen „auf 3 Leiber nach ihm“ (drie generaties).
1803
Als gevolg des „Reichsdeputationshauptschlusses“ – ten gevolge van dit besluit werden de Duitse vorsten die hun gebieden aan de linker rijnoever hadden verloren aan Frankrijk schadeloosgesteld met kerkelijk eigendom – kreeg vorst Salm-Salm zu Anholt de hoeve Harink, ook wel landgoed Haarmann genoemd, in zijn eigendom.
In het jaar 1852
wordt in het bedrijfsbelastingregister van het ambt Ottenstein in de parochie Alstätte nr. 24 een korenwatermolen genoemd, „zij wordt van de Aa aangedreven, heeft twee onderslag- en één bovenslagrad, elk met één maalgang“. Het laatste molenrad wordt afwisselend met de eerste twee in gebruik genomen. Daar de Aa vaak niet genoeg water voert, kunnen de onderschlagraderen vaak van Jonsok tot Michaëlszomer en niet zelden van mei tot november niet worden gebruikt.
Over de oliemolen wordt navolgend geschreven: „Het is een watermolen en die ligt aan de genoemde stuw met één onderslagrad en twee persen.
De molen heeft halfjaarlijks een gebrek aan water, daar zij slechts het water kan gebruiken, dat de korenmolen niet gebruikt en dat is uitsluitend in de natte seizoenen het geval.“
Als exploitant wordt de molenaar Johann Haarmann genoemd. Hij betaalt hiervoor in het jaar 1851 maandelijks een 1 rijksdaalder en 10 zilveren dubbeltjes, jaarlijks 16 rijksdaalders
1803
Als gevolg des „Reichsdeputationshauptschlusses“ – ten gevolge van dit besluit werden de Duitse vorsten die hun gebieden aan de linkerrijnoever hadden verloren aan Frankrijk schadeloos gesteld met kerkelijk eigendom –
kreeg vorst Salm-Salm zu Anholt de hoeve Harink, ook wel landgoed Haarmann genoemd, in zijn eigendom.
In het jaar 1905 wordt Josef Clemens August Brüggemann uit Bunnen bij Löningen (groot-Hertogdom Oldenburg) de nieuwe pachter van Vorst Salm-Salm en verkrijgt de hoeve Haarmann en de bijbehorende watermolen.
1930 Clemens August Brüggemann opent een café en schenkt koffie, thee, mineraal water, melk en bier uit de fles.
In het jaar 1982 koopt de stad Ahaus de molen, de stuw en de brug en laat deze restaureren.
In het jaar 1988 wordt de hele molen gerestaureerd en krijgt de molen een vernieuwde mechaniek (twee maalwerken).
2000 Bouw van een waterkrachtinstallatie voor het opwekken van CO2-arme stroom.
2001 Verbouw van de oud stal naar de feestschuur anno 1824
2016 Clemens-August Brüggemann overgeeft de Landgasthof Haarmühle aan Anne en Guido Brüggemann.