De geschiedenis van het Volkspark
Hendrik Jan van Heek trouwde toen hij 42 jaar was, in 1856, met Christina Alida Blijdenstein, 33 jaar, die enige naam had gemaakt als schilderes. Drie jaar na hun huwelijk kregen oom Hendrik en tante Lida een meisje, dat naar haar moeder werd genoemd. Lida overleed kort na de geboorte en enkele weken later stierf ook het kindje. Oom Hendrik bleef alleen in het grote Van Heekshuis achter.
Maar niet lang, want zijn zuster Mietje, de roepnaam van Maria Geertruid (1820-1895), de weduwe van Abraham Ledeboer (1816-1850), trok met haar vijf kinderen bij hem in, om de huishouding te voeren. Haar zoon Abraham Ledeboer (1842-1897) werd behalve een goede vriend van Gerrit Jan later ook firmant van Van Heek & Co. In 1864 boden de drie firmanten hun zuster een aandeel van achttien procent in hun zaken aan, twee derde daarvan voor haar, een derde voor zoon Bram. ‘Voor ’t geval Bram later mocht trouwen, mocht zij dan haar aandeel geheel of gedeeltelijk aan Bram afstaan’, schreven Hendrik Jan en Herman in hun aantekenboek.
Film over de Paaskermis op het Volkspark omstreeks 1930. Klik HIER
Vanaf de toren van het Volksparkgebouw had met ruim 100 jaar geleden een bovenstaand gezicht op de stad Enschede. Links het Typische Venetiaanse bruggetje dat later is afgebroken. Verder naar de stad ziet men de toen nog niet bebouwde Stadsweide. De Parkweg was toen een landelijk weggetje. Links het oude NS Station. Het silhouet van de stad is sterk veranderd. Rechts ziet men nog de vroegere Zuidmolen. Het schilderij is van de kunstenaar H. ter meulen..
Hendrik Jan leefde niet alleen voor zijn bedrijf en zijn politieke bezigheden. Hij was vooral ook de patriarchale ondernemer die een open oog had voor de belangen en behoeften van zijn werknemers en zich bekommerde om hun welzijn. In het voorjaar van 1861 beschikte hij dat het zijn bedoeling was een fonds na te laten ‘ter verzorging van oude gebrekkige fabrieksarbeiders en van behoeftige oude werklieden, die steeds getracht hebben met ere door de wereld te komen. Ik bedoel voornamelijk mannen, maar wens daarom vrouwen niet uitgesloten te hebben.’ Drie jaar later lanceerde hij het idee van zijn geld de burgerij van de stad een park te schenken. Het werd het Volkspark, aangelegd op het erve Goolkate en op 2 mei 1874 overgedragen aan de gemeenten Enschede en Lonneker. Hier konden, zo stelde Hendrik Jan zich voor, arbeiders die vermoeid waren van het dagelijkse ploeteren, zich ontspannen. Ze hoefden dan niet naar de kroeg te gaan of thuis de fles jenever leeg te drinken. Een borrel konden ze er dan ook niet kopen, wel een biertje. Dat de burgerij het park apprecieerde, blijkt uit de omzetcijfers van het café. De eerste acht maanden van 1874 werd er dertigduizend liter Beyers bier getapt en paften bezoekers achtduizend sigaren weg.
Het Volkspark lag een eind buiten de stad. Het Volksparkgebouw (de Jaargetijden) werd in 1874 door architect Jacobus Moll(1844-1887) gebouwd. Vanuit de toren van het Volksparkgebouw had men een prachtig uitzicht over de stad Enschede. Vanaf de opening van het park was het horecapand het centrale ontmoetingspunt. Het gebouw was een geschenk van de stad Enschede aan de familie Van Heek. In de beginperiode was deze horecavoorziening een theater. Later werden er Thee Dansant en ballrooms georganiseerd. In de Tweede Wereldoorlog werd het gebouw gebombardeerd en bij de wederopbouw verviel de toren.
De toespraken bij de overdracht van het Volkspark aan de gemeente liepen over van lof en dank aan Hendrik Jan van Heek, de gulle weldoener. De Enschedesche Courant van 7 mei 1874 trok de registers stevig open:
‘En als de nijvere werkman, vermoeid van den arbeid, hier met vrouw en kroost verademing zoekt en ontspanning vindt; als hij het voorregt van dit rein genot meer en meer leert waardeeren, boven de grovere uitspanningen die zoo vaak tot uitspattingen leiden en in ’t beste geval niets dan onvoldaanheid nalaten, dan moge hij zijne kinderen vertellen van den man, die een vriend des volks was, die het wilde toonen, dat werkgever en werknemer niet vijandig tegenover elkaar behoeven of behooren te staan; dat hunne ware belangen niet met elkaar strijden, maar één zijn, dat wederkeerige waardeering moet bestaan.’
De bevolking van Enschede bood uit dank Hendrik Jan een meer dan drie meter hoog kunstwerk aan, dat een onbekende kunstenaar uit graniet had gehouwen. Het staat dicht bij de ingang aan de Parkweg. Op de top is een zittende leeuw geplaatst met een schild met het Enschedese stadswapen. Wimpels vermelden de woorden onderwijs, beschaving en volkswelvaart, drie idealen van de schenker. Jacobus Craandijk, predikant van de doopsgezinden in Borne, meende dat Hendrik Jan zijn doel had bereikt, toen hij in 1875 in het Volkspark fabrieksarbeiders en fabrikanten met hun vrouwen gadesloeg, die ‘op de voet der meest mogelijke gelijkheid’ met elkaar omgingen, ze zaten aan tafeltjes en dronken bier. Maar of het een oord voor ontspanning is geworden waar rijk en arm elkaar troffen, is bij de standsverschillen aan het einde van de negentiende eeuw nauwelijks voorstelbaar. Bovendien riepen de arbeiders dat ze liever meer in hun loonzakje kregen en dat ze bij de lange werkdagen, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds en ook op zaterdagen, geen tijd hadden in het park uit te rusten.
Bovenstaande houten brug in Venetiaanse stijl gaf vanaf de Parkweg toegang tot het Volkspark. De brug dateert uit 1901 en is later weer vervangen door een andere brug. Bij verschillende veranderingen die in het park zijn doorgevoerd is de brug komen te vervallen en ook de ingang naar het park verlegd naar onder andere de Stadsmatenstraat en de Pathmos singel.