Vasse is vanaf 1803 een eigen parochie. In 1860 is de bouw van de kerk begonnen en deze is in 1865 afgerond. Op 2 juni 1862 werd het fundament ingezegend. Met het bereiken van het hoogste punt, de haan op 68 meter hoogte op de torenspits staat, is destijds het kerkbestuur getrakteerd op 2 hammen, een halve ton bier en brood met boter. RK Kerk HH Joseph en Pancratius te Vasse is voor toeristen vanaf 1 mei tot en met 1 september geopend.
In de jaren 1800-1801 werd in Vasse de eerste kerk gebouwd. Hierbij was op geen enkele manier rekening gehouden met de wijze van kerkbouw in het verleden. Dit was ook vrijwel onmogelijk omdat er sinds de Hervorming bijna geen kerken waren bijgekomen. De bouwtraditie, de kunde, de vaardigheid, waren voor een deel verloren gegaan. Daarbij kwam dat in onze streken de mensen te onbemiddeld waren om tot het oprichten van grote, indrukwekkende bouwwerken te kunnen komen.
Twente lag in een uithoek van het land en dat gold zeker voor de buurtschappen Vasse en Mander. Toch is hier toen met voortvarendheid gewerkt aan een eigen parochiekerk. Het werd een zeer eenvoudig gebouw zonder enige versiering, zoals in die tijd voor R.K. kerken voorgeschreven was. Het geheel had het aanzien van een grote, lange schuur, waarbij kerk en pastorie onder één dak lagen. Vanaf 1803 tot zijn dood in 1855 was Lambertus Engbers pastoor in Vasse; na 1829 had hij er tevens als aartspriester van Twente zijn domicilie. In 1843 was de kerk met ruim 2 meter verlengd en voorzien van een nieuw front in de neoklassieke stijl van de in die periode veel gebouwde 'Waterstaatskerken'. Het geheel had daardoor een wat beter aanzien gekregen. Toch bleek de kerk in de loop der jaren te klein voor het groeiende aantal parochianen. Verdere vergroting was niet mogelijk, zodat men aan een nieuw gebouw moest gaan denken.
Zo kwam het dat H.A.A. Teusse, opvolger en neef van Lambertus Engbers, en al sinds 1839 als kapelaan in Vasse werkzaam, de bouwheer werd van de huidige kerk. Van de inwijding in 1865 af tot aan zijn dood in 1892 was hij pastoor van deze kerk, die hem zowel veel problemen, als ook veel vreugdevolle momenten heeft bezorgd.
BOUWGESCHIEDENIS
In een brief van pastoor Teusse d.d. 12 augustus 1857 gericht aan de aartsbisschop van Utrecht, Mgr. J. Zwijsen, wordt voor het eerst voorzichtig gesproken over een mogelijk nieuw te bouwen kerk in Vasse.
In 1859 nemen de plannen van het kerkbestuur vastere vormen aan. De architect G.J.G. van Roosmalen uit Zwolle wordt gevraagd een ontwerp te maken voor een kerk die vlakbij de bestaande moet komen te staan. (Johannes Gerhardus Jacobus van Roosmalen werd geboren te Deventer op 27 november 1813. Hij vestigde zich als architect in Zwolle, waar hij later hoofdleraar bouwkundig tekenen werd aan de stadstekenschool. Hij vertrok op 30 april 1886 naar Den Haag en overleed in 1893 te Leiden)
Van Roosmalen maakt een ontwerp: tekeningen, begroting en bestek stuurt hij naar Vasse. Daar worden ze voor het eerst op 16 oktober 1859 door het kerkbestuur besproken en het lijdt geen twijfel dat er daarna nog vele vergaderingen aan zijn gewijd! In juli 1860 stuurt men ze ter beoordeling naar Mgr. Zwijsen. De aartsbisschop brengt in het ontwerp enkele wijzigingen aan, die door het kerkbestuur met de architect worden besproken. Mgr. Zwijsen gaat akkoord met de nieuwe voorstellen; overigens wijst hij de pastoor erop dat, alvorens tot de uitvoering van de plannen kan worden overgegaan, er toestemming dient te zijn van de 'Minister voor de zaken van de R.K. Eredienst'.
Die toestemming wordt gevraagd. Daarop volgt een briefwisseling tussen de diverse bevoegde instanties: de genoemde Minister, de 'Hoofdingenieur van den Waterstaat' en de 'Commissaris des Konings' in de Provincie Overijssel. Het duurt evenwel tot 10 april 1861, voordat het kerkbestuur een nieuwe aanvraag indient, nu vergezeld van tekeningen.
Uit de notities van pastoor Teusse blijkt, dat men al in het voorjaar van 1860 begonnen is met de voorbereidingen voor het leggen van de fundering. Er zijn honderden dennen en sparren, tonnen kalk en vele vrachten metselstenen aangevoerd. Ondanks de waarschuwing van mgr. Zwijsen is in oktober het fundament 'uitgegeven' en wordt het in november gelegd onder leiding van Meestermetselaar Kluppel uit Weerselo. Op het moment dat de vergunning wordt aangevraagd, is de fundering dus al klaar. Waarschijnlijk is deze periode nodig geweest om althans een deel der gelden voor de bouw bij elkaar te krijgen, aangezien hiervoor door het Rijk geen middelen ter beschikking werden gesteld.
Op 7 mei 1861 verzoekt de Commissaris des Konings de aartsbisschop om 'zijn gevoelens te willen mededeelen' aangaande de bouw van de kerk te Vasse. Mgr. Zwijsen antwoordt op 10 mei vanuit zijn verblijfplaats, Huize Gerra bij Haaren (N.Br.), dat er wat hem betreft "Geene bezwaren bestaan tegen het verlenen der daarin gevraagde magtiging".
Dan volgt tenslotte op 23 mei 1861 de officiële goedkeuring van de Minister voor de zaken der Roomsch Katholieke Eredienst.
Op 7 mei is architect Van Roosmalen in Vasse aangekomen om de bouw te begeleiden. Het kerkbestuur stelt de Commissaris des Konings op 26 mei 1862 op de hoogte van het resultaat van de aanbesteding.
Op 2 juni 1862 zal de fundering door Deken G. Binkhorst van Almelo worden ingezegend. In afwachting van de plechtigheid zijn in mei de voorbereidingen voor het opmetselen van de muren al begonnen.
Geerdink en Wenniger hebben ieder een lange den geleverd om bij het richten dienst te doen en dan vindt op 4 juli, een maand na de plechtigheid, het richtmaal (traktement) plaats. Het kerkbestuur trakteert de bouwlieden op twee hammen, een halve ton bier en brood met boter. Pastoor Teusse houdt Mgr. Zwijsen gedurende de gehele bouwperiode geregeld op de hoogte van de vorderingen en de (immer precaire) financiële toestand.
Bron: “Wat mensenhanden bouwden” – ontstaansgeschiedenis van
de H. Josephkerk te Vasse 1860-1865 – Uitgegeven door:
Stichting Historische kring Vasse Mander Hezingen
3-9-1990
Wilt u de volledige geschiedenis lezen: GESCHIEDENIS RK KERK VASSE