In de jaren 1893/1894 is aan de Berfloweg 1 in Hengelo onder architectuur van C.B. Posthumus Meyjes sr. het Vereenigingsgebouw Stork met toneelzaal gerealiseerd. Het gebouw werd in 1893 aangeboden aan de arbeiders ter gelegenheid van het zilveren jubileum van de Hengelose machinefabriek Gebr. Stork & Co. In 2022 is het pand geheel gerenoveerd; thans is er het Wapen van Hengelo gevestigd, een hotel met twaalf suites en een restaurant.

Sinds 1999 is het een rijksmonument dat als volgt omschreven wordt:

Het Verenigingsgebouw is ontworpen in eclectische bouwstijl met Hollandse neorenaissancistische en chaletstijl-elementen. Aan de linker gevel is in 1938 een aanbouw met stalen vensters toegevoegd. Het pand is boven een gepleisterde plint in rode baksteen opgetrokken, over twee bouwlagen op een samengestelde plattegrond met rode Hollandse pannen en overstekende gootlijsten. Aan de voorzijde bevinden zich twee torens op een vierkante plattegrond. Achter dit representatieve bouwvolume is een grote bouwmassa opgetrokken over twee bouwlagen onder een plat dak met eveneens overstekende gootlijsten. In dit gedeelte bevond zich hoogstwaarschijnlijk de toneelzaal. Aan de linkerkant bevinden zicht plat gedekte aanbouwen over één en twee bouwlagen; aan de rechterkant een dwarsgeplaatste aanbouw over één bouwlaag onder een zadeldak. In de hoek van die aanbouw en het hoofdvolume een platte aanbouw over één bouwlaag.

Het oorspronkelijke verenigingsgebouw.

De gevels aan de voorkant zijn geleed door rechtgesloten vensters met stenen waterdorpels. Op de begane grond onder een hanekam, op de verdieping onder de boogtrommels met bewerkte zonweringen. Verder zijn de gevels voorzien van zandstenen speklagen, aanzet- en sluitstenen en friezen met houtsnijwerk. In de gevels van de aanbouwen aan de linkerzijde, in de achtergevel en in de rechter zijgevel van het platte achterdeel zin vensters met stalen kozijnen en roedenverdeling geplaatst. De voorgevel is nagenoeg symmetrisch met een risalerende middenpartij onder een steekkap met ver overstekende dakvlakken. Die dienen als overkapping van de balkons links en rechts van het risaliet. De topgevel van het risaliet is beschoten. Op de nok staat een piron.

De houten balkons steunen op geprofileerde houten zuilen. De houten balustrade staat op een overstekende lijst op consoles. Voor de ondersteuning van het overkragende dak is op ieder balkon een houten standvink aangebracht. Aan de linkerzijde diende het balkon tevens als overkapping van de entree: aan de rechterzijde is de ruimte onder het balkon dichtgemetseld en zorgen de zuilen voor de geleding van de gevel. In de aanbouw rechts ervan wordt deze geleding doorgezet. Achter de balkons zijn de torens onder een spits geplaatst. De torens zijn voorzien van hoeklisenen en een boogfries onder de ver overstekende, geprofileerde gootlijst met gesneden consoles. Onder het boogfries in de zijgevels drie kleine rondboogvensters. In de met rode leien gedekte dakvlakken van de torens zijn dakkapellen met beschot, overstekend wolfseind en houtsnijwerk geplaatst; de top heeft siersmeedijzeren bekroningen. In de achtergevel bevinden zich enkele laaddeuren en vensters, in de aanbouwen aan de rechterkant vensters en bovenlichten onder rondbogen.

Christiaan Bernard Posthumus Meyjes sr.

Over de architect:

Christiaan Bernard Posthumus Meyjes sr. (1858-1922) was een Nederlands architect. Hij studeerde van 1877 tot 1880 aan de Polytechnische School in Delft. Van 1880 tot 1887 werkte hij bij de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij en ontwierp hij onder andere het hoofdkantoor van de maatschappij (gebouw De Droogbak in Amsterdam, mogelijk is samenwerking met D.A.N. Margadant) en het stationsgebouw van Delft. Bede gebouwen zijn uitgevoerd in uitbundige neorenaissancestijl. Posthumus Meyjes sr. was lid van diverse commissies en organen waaronder de gemeenteraad van Amsterdam (voor de CHU) en de Provinciale Staten van Noord-Holland. Zijn zoon, C.B. Posthumus Meyjes jr. 1893-1975), was eveneens architect en vanaf 1919 werkten vader en zoon samen onder de naam ‘Bureau Posthumus Meyjes en zoon’.

 

Inmiddels is het verenigingsgebouw getransformeerd tot een hotel restaurant, Het Wapen van Hengelo

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed maakt de beschrijvingen voor rijksmonumenten. In deze beschrijving komen vaak voor ons onbekende termen voor. Dat was aanleiding om een aantal van die termen te verduidelijken.

* Boogfries:

Een rij kleine, even hoge bogen die in een horizontale rij met elkaar verbonden zijn. Kan als stilistisch element toegepast zijn maar ook dienen als praktische oplossing om de bovenliggende muur die uitspringt op te vangen.

* Eclecticisme:

Het combineren van kenmerken van verschillende bouwstijlen tot een nieuw geheel; van ca. 1850 tot 1880).

* Risaliet:

Het gedeelte van een gevel dat over de volle hoogte naar voren springt ten opzichte van de rest van de gevel. Maakt deel uit van de geleding van een gebouw.

* Piron:

Ornament op een markant punt van een bouwwerk, vaak in de vorm van een taps toelopende zuil met een of meerdere bolvormige figuren (bolpiron).

* Hoekliseen:

Verticale, iets uit de muur springende stroken zonder voetstuk of bekroning met decoratieve functie: door het gebruik van lisenen wordt een muur in vlakken verdeeld.

* Speklaag:

Horizontale versiering in een gevel (ook wel band of spekband genoemd), vaak een doorlopende lichtgekleurde horizontale strook.

* Overstekend wolfeind (ook wel wolfsend):

Afgeschuinde kant aan de korte zijde van een dak. De helling ervan is meestal steiler dan van de aangrenzende dakvlakken aan de zijkant.