LANDHUIS de Hölterhof is gebouwd in 1913 in opdracht van N.G. (Gijs) Jannink naar ontwerp in Engelse landhuisstijl van S. de Clerq uit Den Haag. De typologie van het huis is duidelijk geïnspireerd op de vlinderplattegronden die de Engelse architect Voysey toepaste.
Het huis ligt in het Aamsveen. De Hölterhof is gebouwd als zomerhuis op de plaats van een theehuisje uit 1909 (verplaatst naar de tuin). Vanaf 1929 is het permanent bewoond en daartoe uitgebreid met twee vleugels en een traptoren.
Ter gelegenheid van de oprichting schreef J.J. van Deinse, o.a. schrijver van het Twents volkslied, een gedicht dat in de gevel is opgenomen: “Waor ‘t heet bleuit zo mooi / en ‘t ven lig zo wied / daor is’t goed wèèn / in de zomertied”. Naast de entree een gevelsteen met: “Mieneke Jannink Jansje Jannink Hendrik Jannink
Wim Jannink 1 december 1913″. In de jaren zestig is het pand aangepast aan een horeca-functie, met o.a. een instellingskeuken. Een in 1962 aangebouwde zaal en een in 1982 aangebouwde bibliotheek vallen buiten de bescherming.
De tuinaanleg rond het huis naar ontwerp van T.J. Dinn en P. Wattez is voor de bescherming van ondergeschikt belang.
Omschrijving Landhuis opgetrokken vanuit een vlindervormige plattegrond over twee bouwlagen, deels onder de kap, op bakstenen plint en met gepleisterde gevels. De zuid- en oostvleugel hebben een hogere nok.
De rieten kap is voorzien van nokvorsten. Alle vensters zijn uitgevoerd met bruine raamdorpelstenen onder een strek van schoon metselwerk.
Aan de NW-zijde op de begane grond, in de oksel en in de vleugels, drie erkers met in de rechter de entree. In de andere gevelvlakken twee vijflichts vensters.
Op de verdieping in de oksel twee vierruits draaivensters met ertussen een Bentheimer gevelsteen. De oksel wordt afgesloten door een topgevel met houten beschot en vierruits venster. In de gevels van de zijvleugels enkele vierruits vensters en in de dakschilden twee dakkapellen met halfronde vensters.
De kopgevels van de vleugels hebben een houten beschot onder wolfeind in de top. Voor de noordervleugel deels de aanbouw uit 1969. Aan de NO-zijde staat in de oksel een vierkante traptoren, vanaf de tweede verdieping octogonaal, met rieten tentdak en windvaan met steigerend paard.
De ZO-zijde van het landhuis is georiënteerd op de tuin. In de oksel op de begane grond een dichtgezette loggia met segmentboog. Op de verdieping twee twaalfruits draaivensters. In de geveltop met beschot onder wolfeind een bandraam met vier vierruits vensters.
Op de begane grond in beide vleugels een 18-ruits drielicht. In de dakschilden rechtgesloten dakkapellen met driezijdige wangen met erboven dakkapellen met halfronde vensters. De kopse gevels van de vleugels hebben op de begane grond vier achtruits glasdeuren onder een luifel. In de geveltop onder wolfeind twee 12-ruits draaivensters met een 8-ruits draairaam erboven.
Voor de gevel een bordes met een gemetselde muur en een trap naar de tuin. Aan de ZW-zijde op de begane grond de uitbouw uit 1969. In de dakschilden dakkapellen. Het interieur van het landhuis is grotendeels intact gebleven. De vertrekken zijn onder meer voorzien van lambrizeringen met cassettes, deurlijsten, cassetteplafonds, haardzitjes, suite-deuren en schouwen, allen in voornamelijk gelakt hout.
Waardering Landhuis De Hölterhof van cultuur- en architectuurhistorisch belang: – als karakteristiek voorbeeld van een buitenverblijf van Twentse fabrikanten dat later permanent bewoond werd
– vanwege de gave interieuronderdelen
(bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Samuel de Clerq architect van de Holterhof.
Samuel de Clercq (1876 – 1962) studeert bouwkunde aan de Polytechnische School in Delft en doet vervolgens ervaring op bij het bureau van zijn leermeester J.F. Klinkhamer (1854 – 1928) en diens compagnon B.J. Ouëndag (1861 – 1932). In 1904 gaat hij een samenwerking aan met Jan Gratama (1877 – 1947). Na een aantal gezamenlijke projecten vestigt De Clercq zich als zelfstandig architect in Den Haag. In zijn werk zijn verschillende invloeden terug te vinden: van H.P. Berlage, de Amsterdamse School, Frank Lloyd Wright en De Stijl.De Clercq voert veel opdrachten uit voor industriëlen, onder meer landhuizen voor Twentse textielfabrikanten. Eén van zijn vroege Haagse creaties is villa Gondang (1913), die inmiddels de status van monument heeft. Deze status valt ook de Nutsspaarbank(1917 – 1921) in Den Haag ten deel, die hij samen met E.F. Ehnle ontwerpt.
Zijn meest bekende gebouw is het hoofdkantoor voor ‘De Centrale’ Arbeiders Levensverzekerings- en Depositobank (1933 – 1935) in Den Haag. Het is in een strakke, bijna kubistische stijl opgetrokken. Corry Heslenfeld (1903 – 1989) verzorgt de sociaal-realistische sculptuur bij de entree, W.A. van der Walle (1906-1995) neemt de glas-in-loodramen en de wandschilderingen in de kamer voor de Raad van Commissarissen voor zijn rekening, terwijl De Clercq de bijpassende meubels ontwerpt. Het project is inmiddels onder de slopershamer gevallen.Samuel de Clercq krijgt ook een aantal opdrachten van Van Ommeren, de president-commissaris van Van Ommeren’s Scheepvaartbedrijf.
Samen met zijn vrouw zet deze zich in voor een aantal charitatieve projecten. Zo laat hij De Clercq het landhuis Rust en Vreugd (1923) in Wassenaar ontwerpen, een rusthuis voor vrouwen met een academische opleiding die in hun eigen inkomen voorzien. Later volgt het WAVO-park (1927 – 1928), genoemd naar de Wilhelmina Alida Stichting en haar oprichter Van Ommeren.
Deze stichting wil personen uit de hogere klasse, die buiten hun eigen toedoen in financiële nood zijn gekomen, kosteloos een fatsoenlijk onderdak verschaffen. Ook het Johannahuis (1926 – 1928), bedoeld voor oudere alleenstaande dames, is naar ontwerp van De Clercq.In de periode 1924 – 1930 werkt de architect aan de uitbreiding van tuindorp Heijplaat bij Rotterdam. Dit tuindorp naar Engels model is in de periode 1914 – 1918 door architect H.A.J. Baanders ontworpen. Het biedt huisvesting aan de arbeiders van de nabijgelegen Rotterdamse Droogdokmaatschappij.
De Clercq ontwerpt 180 arbeiderswoningen en een drietal kerken, een onderwijzers- en een artsenwoning in identieke stijl.Het archiefmateriaal, dat bij het NAi berust, bevat een verzameling tekeningen met betrekking tot een schoolgebouw in Amsterdam, landhuizen in Doorn, Bilthoven en Wassenaar. Ook bevinden zich tekeningen en een fotoalbum van het hoofdkantoor der N.V. ‘Centrale’ Arbeidersverzekerings- en depositobank in het archief.
Het Hölterhof (1912)
Dit landhuis is gebouwd voor de al genoemde familie Jannink, eigenaar van een spinnerij en een weverij in Enschede. Het zomerhuis heeft een zogenaamde vlinderplattegrond. Aan de linkerzijde bevindt zich een landelijk ogend uitbouwtje waarin zich de bijkeuken bevindt. Deze grenst aan de keuken en een dienkamertje. Aan de achterzijde ligt een grote kinderkamer. Centraal gesitueerd is de ingang met de open hal die via een kleine tussenruimte toegang tot kinderkamer biedt. De andere vleugel herbergt de woonkamer, een toiletruimte en een traphal.
De verdieping telt drie grote slaapkamers, een werkkamer en een badkamer. Op de zolder zullen zich zoals gebruikelijk de dienstbodekamers bevinden. In 1929 heeft aan de achterzijde een uitbreiding met twee vleugels en een traptoren plaatsgevonden. Op die wijze ontstond een x-vormige plattegrond.
Dergelijke uitbreidingen, die ook bij andere landhuizen in deze streek niet ongebruikelijk zijn, hebben te maken gehad met een functieverandering. De landhuizen werden in toenemende mate voor permanente bewoning ingericht. In het geval van Het Hölterhof lijkt ook de sterkere representatiebehoefte aan de verbouwing ten grondslag te hebben gelegen.
Door het traptorentje heeft het geheel meer de allure van een adellijk landhuis gekregen. Het is niet ondenkbaar dat elementen van dit landhuis van De Clercq voor Broese van Groenou als inspiratiebron voor ‘Groenouwe’ hebben gediend.
Klik HIER rijksmonument_510609 voor de Rijksmonumenten omschrijving.
Onderstaande publicatie is een weergave van gebeurtenissen die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog in Holterhof hebben afgespeeld.